30 april 2015

Inbreng Bouchra Dibi spoeddebat ‘bed-bad-broodakkoord’

De Partij van de Arbeid Utrecht komt altijd op voor de kwetsbaren in de stad, ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Daar zijn wij trots op. Ons uitgangspunt is altijd geweest: mensen hebben recht op bed, bad en brood. Daarbij staat voorop: humane opvang en geen mensen op straat. Want mensen op straat zetten is inhumaan, creëert veiligheidsproblemen en kost de samenleving op den duur meer.

Het vorige week gepresenteerde akkoord over ‘bed, bad en brood’ verandert ons standpunt niet. Wie terug wil naar het land van herkomst, moet terug kunnen keren. Wie terug moet, moet daar goede begeleiding bij krijgen. De groep die niet terug kan, mag niet tussen wal en schip vallen. Zij mogen niet op straat terechtkomen. Dat hebben we in het verleden niet geaccepteerd en dat zullen we ook nu niet doen.

Over het akkoord zelf: het Rijk gaat nu haar verantwoordelijkheid nemen en gaat betalen. Hier hebben wij lang om gevraagd. Met betrekking tot mensen die niet terug kunnen keren (het zogeheten buitenschuldcriterium) wordt aangegeven dat zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. Dat gebeurde tot nu toe te weinig.

In de rest van het akkoord kan de PvdA-fractie zich niet vinden. We doen het goed in Utrecht. De cijfers tonen aan dat door de extra begeleiding die Utrecht biedt, mensen in veel gevallen terugkeren of een verblijfsvergunning krijgen.

Ik dank het college voor de brief, waarin het aangeeft het beleid voort te zetten op de wijze waarop we dat al jaren uitvoeren. Mijn fractie is hier blij mee.

We hebben nog wel een aantal vragen:

In de brief lezen wij dat de visie van het college is dat “de financiële verantwoordelijkheden van gemeenten en Rijk helder gemarkeerd worden, waarbij de vraag is hoe de beperking tot vijf gemeenten praktisch uitgevoerd kan worden”. Betekent deze zin dat het college de optie open houdt om toch te gaan praten over uitvoering van het akkoord?

Het AD berichtte gisteren dat de burgemeester door de regeringscoalitie was uitgenodigd voor een overleg, maar daaraan niet kon deelnemen vanwege een commissievergadering. Het NOS berichtte echter later dat het college had laten weten dat Utrecht onvoldoende door de regering gekend is over het nieuwe opvangsysteem voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Dit bevreemdt ons zeer. Welke van de twee lezingen is de juiste? Voor zo een belangrijk overleg had naar mijn mening op z’n minst iemand van het college aanwezig moeten zijn om zo nog invloed uit te oefenen op het akkoord. Heeft de Burgemeester proactief contact gezocht met de onderhandelaars om zich goed te laten informeren? En waarom is er geen vervanger gestuurd naar dit belangrijke overleg?

De PvdA vindt het belangrijk dat het college actief uitdraagt dat Utrecht doorgaat met het huidige beleid en dat er geen mensen op straat mogen worden gezet. Daarom zijn wij mede indiener van de motie “Bed, bad, brood én begeleiding blijven”

De bed-bad-brooddiscussie en het akkoord hierover zal ons nog lang bezighouden. De Raad van State doet hierover in de loop van het jaar een uitspraak, met mogelijke gevolgen voor het akkoord. Het laatste woord is hierover dus nog niet gesproken.