De partij is dood. Leve de beweging!
Deze column werd uitgesproken door Lucas Roorda tijden Hét Rode Café met Lodewijk Asscher op 19 oktober 2016.
Vrienden, partijgenoten, Zijne Excellentie,
Laat ik in de goede traditie van de PvdA blijven om zich altijd met zichzelf bezig te houden, en te beginnen met de aandacht vestigen op een stuk van gewaardeerd partijgenoot Arie de Jong, in de Volkskrant van dinsdag. Voor wie het nog niet wist: de PvdA heeft de euvele moed om stemrecht te verlenen aan mensen die níet al sinds Den Uyl deel zijn van de partijmachinerie. Het is volgens Arie de Jong een uiting van paniek, om op die manier buitenstaanders in de partij te laten, en nog in strijd met de regels ook.
We kunnen lang bakkeleien over de statuten en reglementen van de PvdA. Sterker nog: we bakkeleien vaak en lang over de statuten en de reglementen van de PvdA. Het gaat me nu echter niet om het HR, maar om het deel van de Partij dat begint te steigeren bij het idee dat je voor twee euro binnen 24 uur stemrecht krijgt. Het ene bezwaar daartegen is nog apocalyptischer dan het andere. De partij gaat ten onder aan nauwelijks betrokken flitsleden, GeenStijl komt de boel overnemen en het PvdA-rood vervangen door neonroze – wat ze er vervolgens mee zouden moeten blijft overigens vaag – et cetera, et cetera. Doodsbang zijn ze, dat de partij van buitenaf bijgestuurd wordt. We lijken Labour wel, dat in de aanwas van vakbondsleden voor Corbyn geen kans zag, maar een bedreiging.
Die angst lijkt me schromelijk overdreven, en getuigt ook van weinig vertrouwen in de weerbaarheid van onze club; bovendien, mocht het mis gaan dan zal juist Arie de Jong nog wel een artikel in het HR vinden dat de uitslag ongeldig kan maken.
Het mag echter duidelijk zijn dat we íets moeten als partij. Je hoeft geen Maurice de Hond te heten om te weten dat de PvdA zich op een dieptepunt bevindt. Peilingen, schmeilingen, we kunnen de cijfers aan de kant blijven duwen tot we een ons wegen, maar we moeten niet gek opkijken als we een enorme dreun krijgen, komende maart. Niet alleen wij overigens, links als geheel staat er pover voor.
Veel kiezers hebben geen greintje vertrouwen meer dat links, individueel of verenigd, politiek iets voor elkaar krijgt. De ene partij verliest zich in zelfingenomen boosheid, de andere in geplagieerde praatjes en dure ‘ismes’, en wij verliezen ons in onze hang naar de macht, bestuurders en de volgende Messias. De eerlijkheid is dat we het überhaupt niet gaan redden, zolang we ons richten op de vraag wie ons uit de stront gaat trekken, en niet wat ons uit de stront trekt.
We redden het niet met een gesjeesde kunsthandelaar die wanhopig probeert zijn pimpelpaarse verleden weg te poetsen met gerecyclede Fortuyntaal.
We redden het niet met de klassieke PvdA-linnen tas die denkt dat politiek het best per motie gevoerd kan worden, en dat je schoenen symbool staan voor je politieke overtuigingen.
Maar partijgenoten, we gaan het ook niet redden met twee witte, hoogopgeleide heren met ontzettend witte, hoogopgeleide namen die de afgelopen vier jaar hetzelfde gedachtegoed hebben uitgedragen.
Ik schrok me lens toen Hamit Karakus in Buitenhof aangaf het verschil tussen Lodewijk Asscher en Diederik Samsom niet te zien. Tegenover hem zat staatssecretaris Martijn van Dam, en die wist alleen verschillen in stijl te noemen. Vraag u eens af: als goed ingevoerde partijgenoten met kamerambities dat niet zien, hoe gaat de geïnteresseerde linkse stemmer het dan wel zien?
Het is niet alsof we een tekort hebben aan kwesties die raken aan onze sociaaldemocratische kern. Ik noem maar even: de toekomst van een met door en door liberaal gedachtengoed doorspekte EU en onrechtvaardige handelsverdragen. Het fundamentele vraagstuk hoe we zorgen dat mensen van iedere achtergrond zich hier thuis voelen. Hoe we zorg, pensioen en sociale zekerheid ook nog betaalbaar houden voor mijn generatie, als ik zo egocentrisch mag zijn. Of die generatie nog een beetje leefbare planeet leeft, of gezellig mag rondzwemmen in de plastic soep.
Ieder van deze vraagstukken raakt aan een belang waar de PvdA sinds haar oprichting voor staat: bestaanszekerheid, emancipatie en internationale solidariteit. Het kan niet zo zijn dat de twee belangrijkste kandidaten voor het lijsttrekkerschap daar exact dezelfde gedachten over hebben, of dezelfde prioriteiten stellen. Niettemin is dat het frame dat zowel Diederik Samsom en Lodewijk Asscher proberen neer te zetten: het is koek en ei, en we praten vooral over stijlverschillen.
Het is ook niet alsof we hen niet af kunnen rekenen op die sociaaldemocratische keuzes. Ik had het over de generatiediscussie, en bestaanszekerheid als kernwaarde. Ik zie echter een minister die fundamentele problemen als werkloosheid onder jeugd én ouderen overliet aan ‘ambassadeurs’, waarvan er eentje ook nog de jongeren zelf maar de schuld gaf. Een minister die een dringende pensioendiscussie bij zijn staatssecretaris legde en er zelf buiten bleef. Een minister die rustig op zijn handen zat tot bedrijfssectoren zelf met plannen kwamen om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen. Daar staat tegenover dat we na jaren rechtse regeldrift weer eens een sociaal akkoord hebben, dat we de detacheringsregeling eerlijker maken, schoonmakers in dienst hebben bij de overheid, en een heel eind verder zijn met het eerlijk betalen van jongeren onder de 23. Dat dan weer wel.
Over die dingen moeten we het hebben. En ja, natuurlijk is er de afgelopen jaren wel partijdiscussie geweest; zie iedere ledenraad en ieder congres sinds de oprichting van dit kabinet. We kunnen onze eigen Muur van Trump bouwen met Congresboekjes vol complexe moties en grote woorden; een muur die overigens glad genegeerd wordt door de partijtop, beide kandidaten voorop. Wat me echter opvalt, is hoe beperkt en in vastgeroeste belangen die discussies altijd verzanden. Hoe we uitvoerbaarheid stellen boven rechtvaardigheid. Hoe we de partij als centrale focus van die discussie maken, terwijl er zoveel andere samenwerkingsverbanden zijn.
Wat deze verkiezing nodig heeft, wat deze partij überhaupt nodig heeft, is een serie fundamentele keuzes over de richting die we opgaan – en daarbij het lef om er ook eens een tijdje bij te blijven plakken. Eens geen genoegen nemen met het beleidsfähige compromis dat ook voor rechtse mensen acceptabel is en ons in het zadel houdt, maar voor een fundamenteel andere samenleving durven gaan, samen met partners die ons bij de les houden. Anders blijven we hangen in loze slogans over doorknokken of verbinden – ik wil geen paarsebroekentaal, ik wil weten waarvoor we knokken, en wie we moeten verbinden.
Daarom zie ik, naïef optimistisch, in deze lijsttrekkersverkiezing toch een kans. Een kans voor Diederik, voor Lodewijk, maar ook voor Jacques, Gerard en Pelle, om veel meer de richtingenstrijd op poten te zetten die deze partij zo nodig heeft. Om zich in die strijd openlijk te verbinden met organisaties die niet ‘van’ ons zijn, maar wel ‘met’ ons. Zeg wat je wilt over Corbyn en de broedermoord in Labour; bij hem weet je wel waar je op stemt, en welke achterban hij vertegenwoordigt. Kom dus maar op met al die 2-euroleden, als die ons de durf geven om voorbij onze eigen partijbelangetjes te kijken en andere clubs in ons netwerk op te nemen.
Durf met de vakbond op te trekken tegen oneerlijke vrijhandel, zelfs tegen je eigen minister in.
Durf met feministen en antiracisten op te trekken tegen de politieke alleenheerschappij van witte mannen, ook al zijn alle lijsttrekkerskandidaten wit en man.
Durf voor mijn part dan maar je te verbinden met Thierry Baudets Gideonsbende, dan weten we in ieder geval wat we niet moeten willen.
Laat deze lijsttrekkersverkiezing het begin van het einde markeren van de machtspartij PvdA, de regeringspartij PvdA, misschien zelfs van de ‘partij’ PvdA. Laat het de wederopstanding zijn van de sociale beweging PvdA. De beweging die zich realiseert dat bestaanszekerheid in deze zesdeversnellingmaatschappij lang niet iedereen gegeven is. Dat we de spil moeten durven zijn van een sociaal netwerk dat zich níet altijd bezighoudt met regeringsverantwoordelijkheid. Laat dit het eind der paniek zijn, en een nieuw begin.
De partij is dood. Leve de beweging.