De stilte en de storm. 4 en 5 mei sinds 1945: interview met Ilse Raaijmakers
Interview met Ilse Raaijmakers
Door Evelien Polter
Al bijna 70 jaar herdenkt Nederland de slachtoffers en het einde van de Tweede Wereldoorlog op 4 en 5 mei. Maar wat herdenken we op 4 en 5 mei en hoe doen we dat? Ilse Raaijmakers proefschrift De stilte en de storm. 4 en 5 mei sinds 1945 gaat over de telkens opnieuw gevoerde discussies over de vorm en inhoud van de herdenkingsdagen sinds 1945. Zij laat zien dat 4 en 5 mei geen intrinsieke betekenis hebben, hoe de nationale traditie van herdenken op 4 en 5 mei is ontstaan en hoe ze door de tijd heen is veranderd. Elke generatie moet die betekenis opnieuw uitvinden of interpreteren.
Waarom heb je gekozen voor een woordspeling op het spreekwoord ‘stilte voor de storm’?
‘Stilte’ verwijst naar 2 minuten stilte, consensus en nationale eenheid, ‘storm’ verwijst naar discussie, herrie en in- en uitsluiting. Stilte en storm illustreren deze tegenstrijdigheden heel goed, alleen komen ze niet na elkaar maar steeds gelijktijdig. Daarom heb ik ze naast elkaar gezet. De storm staat voor het politieke omdat aan herdenkingsdagen altijd een politiek tintje zit. Het zijn politieke herdenkingsdagen omdat de Koning(in) en de ministers aanwezig zijn. Achter de schermen wordt er bijvoorbeeld over nagedacht en strijd geleverd over wie er vooraan staat bij de ceremonie. Wie waar staat betekent iets. In de jaren zeventig willen de verzetsstrijders naast de Koningin staan terwijl de militairen dat respectloos vinden en juist achter de Koningin willen staan. Als je al een essentie kunt benoemen van 4 en 5 mei, dan is het dat er steeds nationale consensus tot stand komt, maar dat er tegelijkertijd discussie blijft. De stilte en de storm uit de titel verwoorden dat mooi.
In je boek komen de begrippen ‘herinneringscultuur’, ‘herdenken is herinneren’ en ‘de politiek van herinneren’ regelmatig terug. Waar verwijzen deze begrippen naar?
Onder meer musea, bibliotheken en de geschiedeniscanon zijn onderdeel van de herinneringscultuur. Over dit cultureel geheugen wordt een machtsstrijd gevoerd. Ook in een democratie zijn er mensen die daar meer invloed op hebben dan je zou hopen. Bij de 4 en 5 mei comités bestaat er bijvoorbeeld een ‘herdenkingselite’. De geschiedenis van het herdenken wordt steeds langer en mensen hebben geen juist beeld meer van die geschiedenis. Dat we pas sinds 1987 ’s avonds op 4 mei om 8 uur herdenken op de Dam en dat we daarvoor ’s avonds om 8 uur herdachten op de Waalsdorpervlakte, weten veel jongeren bijvoorbeeld niet.
Jolande Withuis en David Barnouw van het NIOD pleiten ervoor om terug naar de basis van 4 mei te gaan. Hoe sta jij daar tegenover?
Withuis en Barnouw vinden dat we terug moeten naar de oorsprong van 4 mei, maar ik zeg: “die is er niet”. De essentie zit er voor hen in dat het alleen om de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zou moeten gaan. Verzetsstrijder Jan Dop nam met zijn vrouw en een vriend in 1946 het initiatief tot de herdenking op de Waalsdorpervlakte. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was er weinig reden om trots te zijn op Nederland. Het land werd overvallen door de Duitsers en moest bevrijd worden door anderen. Nederland moest na de oorlog zingeving aan het bestaan geven en dat kon door het verzet groter te maken dan het in werkelijkheid was. Al in 1961 had de herdenking niet alleen meer betrekking op de Tweede Wereldoorlog. Vanaf dat jaar werden ook de slachtoffers van de dekolonisatieoorlog in Indonesië herdacht. Vanaf de jaren zeventig en tachtig stonden de verzetsstrijders niet meer centraal tijdens herdenkingen, maar alle oorlogsslachtoffers. Oorspronkelijk ging het bij het herdenken dus niet om alle slachtoffers.
Zou de herdenking alleen over de Tweede Wereldoorlog moeten gaan?
Dé Tweede Wereldoorlog bestaat niet. Als je in het zuiden woonde, werd je veel eerder bevrijd dan in het noorden van Nederland. Als je in het verzet zat of naar Duitsland moest om daar te werken, als je joods was of homo – de oorlog is zo verschillend beleefd. Daardoor is het ook niet zo gemakkelijk om een gemene deler te vinden.
De omslag laat een tekening van de herdenkingsceremonie op de Dam zien. Hoe ben je hier aan gekomen?
Jan Rothuis tekent in de Volkskrant één keer per maand een tafereel over twee pagina’s waarin hij een gebeurtenis toelicht. Het 4 mei comité in Amsterdam had hem daarvoor gevraagd en zij brachten hem in contact met mij. Hij vroeg me dingen als: ‘wie staan er in de erehaag?’. Daarna heb ik gevraagd of ik de tekening mocht gebruiken voor de omslag van mijn boek.
Zoals gebruikelijk bij promoties vloeit een van de stellingen bij je proefschrift niet direct uit je promotieonderwerp voort, maar uit je persoonlijke betrokkenheid. Je schrijft: ‘Het is hoog tijd dat Nederland een vrouwelijke premier krijgt.’ Waarom die stelling?
Voor mij gaat het erom dat we leven in een representatieve democratie. Het beeld dat de PvdA tijdens haar laatste congres liet zien, was dat van een witte mannenpartij. De leiders van in de veertig representeren maar een klein deel van de bevolking. In ons politiek systeem word je als vrouw snel afgemaakt in de debatten en in de media voorafgaand aan de verkiezingen. Een voorbeeld is het negatieve en op de persoon gerichte artikel over Marleen Barth in het NRC in het weekend waarop ze door het congres tot PvdA-lijsttrekker voor de Eerste Kamer werd gekozen. Veel PvdA-leiders zijn niet geïnteresseerd in de representatie van vrouwen. Migratie, de kloof tussen hoog en laag opgeleid en flexwerk vindt de partijtop veel belangrijker. Áls Nederland een vrouwelijke premier krijgt, dan zal het eerder een rechtse vrouw zijn zoals in Duitsland. De PvdA is vooralsnog een echte mannenpartij.
Het proefschrift van Ilse Raaijmakers laat zien hoe de nationale traditie van herdenken op 4 en 5 mei is ontstaan en hoe ze door de tijd heen is veranderd. Deze toegankelijke en goed geschreven historische studie is voor alle geïnteresseerden een aanrader. In 2016 zal een publieksversie van het proefschrift verkrijgbaar zijn bij de Nederlandse boekhandels.
Ilse Raaijmakers promoveerde in december 2014 op het proefschrift De stilte en de storm. Voor haar promotie studeerde ze geschiedenis, Duits en Europese Studies. Ilse is actief lid van de Partij van de Arbeid en de Evangelisch-Lutherse Kerk in Utrecht. Ze maakt deel uit van het curatorium van de Banningleergang.
Dit interview verscheen eerder in Tijd&Taak (april, 2015), het ledenblad van de Banning Vereniging, en op www.banningvereniging.nl.