Column Maarten: ‘Maak van Utrecht geen Efteling’

8 maart 2018

Het zal ergens begin november zijn geweest. Ik had aan een groepje wat oudere mannen een kleine historische wandeling in de Utrechtse binnenstad beloofd. Het was een grauwe dag, met af en toe wat motregen. Ons ontmoetingspunt was onder de Dom. Omdat ik een telaatkomen-fobie heb, stond ik daar al geruime tijd voor de oude mannen licht verfomfaaid kwamen opdagen. Zodoende had ik alle tijd voor een studie van de omgeving.

Die studie gaf mij een geheel onverwachte schok. Het was alsof vanaf de Mariaplaats aanhoudend een dichte menigte in mijn richting opmarcheerde. Zoveel mensen in Utrecht op een grijze, natte zaterdagmiddag in november? Wat deden die mensen daar? Zou er iets bijzonders aan de hand zijn dat deze compacte pantoffelparade had veroorzaakt? Navraag leerde mij dat dat niet het geval was; deze immense oploop was doodnormaal. Wat zou dat betekenen voor een zonnige middag in het toeristenseizoen? Volledige verstopping met etende slenteraars ongetwijfeld.

Wat moet je daaraan doen? Dit verschijnsel doet zich eigenlijk in alle oude binnensteden van Europa voor. Die veranderen in veel te drukke openluchtmusea waar onbeperkt gegeten en gewinkeld kan worden. Een paar weken na mijn historische wandeling las ik tot mijn grote verbazing een Canadees artikel waarin Utrecht lyrisch werd beschreven als een van de tien aantrekkelijkste steden ter wereld. Eerst denk je nog: ‘Gut wat leuk, ik woon in een van de aantrekkelijkste steden ter wereld.’ Tot je je realiseert dat deze lof kan leiden tot nog meer bezoekers en de verdere vulgarisering van die kwetsbare, bepaald niet omvangrijke binnenstad. Zeg maar, het lot dat Amsterdam heeft getroffen.

Hoe voorkom je de eftelingisering van de oude binnensteden? Hoe maak je ze onaantrekkelijker om ze aantrekkelijk te houden? Beperk tot elke prijs de opening van nieuwe eet- en drinkgelegenheden en de wildgroei aan dure speciaalzaken die meestentijds totaal overbodige rommel verkopen. Dat is een begin, maar ik denk dat nog veel straffer beleid noodzakelijk is.

Maarten van Rossem